Nabeschouwing NKIR 2015 door Anne Hoesbergen

Afgelopen zaterdag trokken vanuit alle hoekjes van het land grote, gespierde mannen en vrouwen richting twee lange rijen ergometers. Met opgeheven hoofd en een fiere houding, waardoor je hopelijk net iets breder dan je tegenstander leek, liepen ook 50 Phocanen door de ingang van de Sporthallen Zuid in Amsterdam. Natuurlijk zat achter die façade van berenkracht een mierennest van zenuwen, in ieder geval, bij mij wel.

Ik kan geen uitspraken doen over de ervaringen van de hele wedstrijdsectie, maar ik kan wél vertellen over de NKIR 2015 zoals ik die ervaren heb. Na een hele week voorbereiden, mezelf rustig houden en proberen niet aan de komende 2 kilometer te denken moest ik zaterdag toch echt mijn bed uit. Een grote bak supervoer voor mezelf gemaakt (havermout met banaan en bosbesjes), die vervolgens maar half op kunnen eten omdat het er weer bijna uit kwam, mijn wedstrijdpakje ingepakt en toen snel naar het station gehobbeld. In de trein probeer je met je hele team vooral niet over de komende wedstrijd te praten en na te denken over andere dingen, maar toen ik coach Suzanne over secondes hoorde praten, begon ik toch lichtelijk te trillen.

NKIR

Eenmaal aangekomen in de sporthal probeer je jezelf nog steeds heel hard te kalmeren. Gelukkig lukt dat goed als je je concentreert op de grootste klapmongolen die je ooit aan een ergometer hebt zien raggen. Ook heb ik een beetje om me heen gekeken naar de grote groep Phocanen die op de tribune zat. Holy moly, wat een boel mensen, komen zij allemaal kijken naar hoe wij gaan presteren op de ergometer?! Als je nog niet genoeg druk voelde vanuit jezelf of door je coach, kwam die nu wel op.

Na een uurtje geforceerd chillen zijn we ons om gaan kleden, zo’n tien keer naar de wc geweest om een laatste zenuwplasje te plegen en naar de inroeihal gelopen. Gewoon je dagelijkse warming up gedaan, alsof het precies een zelfde dag was als anders, en dan tien minuten ergometeren, laatste startjes oefenen en even een flink opzetje neerzetten. Op dat moment dacht ik dat ik er nog helemaal niet klaar voor was, hoe kan ik nou iets meer dan 7 minuten lang 1.48/500m trappen?! Ik zweette al na anderhalve minuut en de lucht was zó droog en warm, mijn longen barstten al na het inergometeren.

Toch sta je vol adrenaline en met je startkaart in je hand te luisteren naar de oppeppende voorbespreking van je coach. Nog geen vijf minuten later zat ik op mijn ergometer, nummertje 12, mooi getal had ik van tevoren al vastgesteld. Nog een paar halen op en neer bewegen, even voelen hoe deze ergometer roeit en of alles goed ingesteld staat. Dat was wel even wat anders dan de inroeiergometers; ik gleed over de ergometer als een veertienjarig meisje bij een One Direction concert. Toen ik opkeek zag ik zo’n tien Phocanen voor mijn neus staan. Suus had zichzelf natuurlijk helemaal naar voren gedrongen en als ik ook maar een centimeter boven mijn klokje keek, keek ik strak in haar ogen.

‘Dames, stopt U met roeien.’ ‘Dames, pakt Uw hendel.’ Oké, klaar gaan zitten nou Anne. Ik weet niet eens meer wat er op mijn klokje stond; Start? Roei? Begin? Ik dacht alleen maar: gaan gaan gaan. 1.48, 1.48, 1.48. Uitzakken, uitzakken, uitzakken nou verdorie Anne. Veel te hard gestart natuurlijk, een fout die door velen gemaakt wordt en ook wel onderdeel van het ‘NKIR-syndroom’ genoemd wordt.

De tweede 500 meter ging beter. Vasthouden vasthouden vasthouden. Dat ging echter minder goed. Zeker vanaf het moment dat ik nog maar 700 meter moest. Ik keek uit naar het ‘nog maar 500 meter’-punt, maar volgens mij speelden ze vals met mijn klokje. Ik kwam maar niet vooruit, de meters kropen voorbij. Ook streeftijd vasthouden werd ontiegelijk zwaar, alles deed pijn. Dat ik ergometer 12 eens zo fijn had gevonden was ik op dat moment weer helemaal vergeten.

De laatste 300 meter probeerde ik er nog een eindsprint uit te persen, maar voor mijn gevoel kwam die niet echt. Wat wél gebeurde, is dat ik mezelf op het klokje steeds hoger zag schuiven. Van dertiende, naar elfde, twee halen heb ik zelfs vierde gelegen, maar toen werd ik weer ingehaald. Loes’ naam verscheen in beeld; één plekje boven mij. Ik móést haar pakken. Maar toen verdween haar naam weer, geen idee waar naartoe. Opeens hoefde ik nog maar 80 meter. Tien halen maar Anne! Achteraf gezien waren die zo voorbij, op dat moment dacht ik daar anders over.

Uiteindelijk een mooie tijd van 7.13,9 neergezet, oke, tevreden, maar nét Loes niet kunnen pakken met haar 7.13,8. Wat ontzettend gaaf is, is dat deze tijden ons een achtste en negende plaats opgeleverd hebben. Heel Middengroep Dames heeft ontzettend doorgebikkeld, wat ons allemaal een plekje in de snelste helft van het veld heeft opgeleverd. Ik ben ontzettend trots, en onze coaches ook.

De rest van de dag ben ik gebleven om de rest van de wedstrijdsectie te kunnen zien strijden. Wat hebben we het geweldig goed gedaan met z’n allen!

Op zaterdag 17 januari 2015 zijn voor Phocas de volgende records verbeterd en in het geval van de Lejd gezet:

Koen Metsemakers wordt vanaf nu ook door Nlroei als talent beschouwd en heeft zijn PR verbeterd van 5.59,6 naar 5.58,3.
Ejz’15 heeft het ploegrecord op de NKIR aangescherpt met een tijd van 6.36,5.
Marjolein Jansen heeft in het Lejd veld de lat gelegd op 7.52,8.